Melanotaenia boesemani - Man

Kweken met Regenboogvissen – De Inleiding

Bijna alle regenboogvissen die tegenwoordig in de aquariumhobby worden verkocht zijn gekweekt in gevangenschap. Dit is te wijten aan de moeilijkheden die er zijn in het vangen en transporteren van levende regenboogvissen uit hun natuurlijke leefomgeving in de afgelegen gebieden van Australië en Nieuw-Guinea. Dit geldt des te meer voor Nieuw-Guinea waar dichte regenwouden en bijna geen enkele infrastructuur als wegen en vliegvelden ervoor zorgen dat het georganiseerd vangen van vissen voor de aquariumhobby nagenoeg onmogelijk is.

De meeste regenboogsoorten die in de hobby zijn geïntroduceerd zijn gevangen door privé verzamelaars. Regenboogvissen paaien gemakkelijk in gevangenschap, waardoor er nu grote aquarium populaties bestaan die bijna aan elke vraag kunnen voldoen. Op die manier is er weinig vraag naar wildvangvissen. Waarschijnlijk is er wel een beperkte visvangst bij commerciële handelaren in Nieuw-Guinea, maar betrouwbare gegevens daarover zijn niet te vinden.

In Australië wordt de vangst van regenboogvissen gecontroleerd door de daartoe aangestelde autoriteiten. Het vangen van vis uit de natuur zal alleen toegestaan worden als de vangst geen negatieve invloed heeft op het voortbestaan van de soort of zijn habitat. De export van regenboogvissen staat onder controle van de Wildlife Protection Acts 1982. Deze wet reguleert de in- en export van de meeste levende dieren en planten. De export van levende regenboogvissen kan toegestaan worden als de vissen in gevangenschap zijn gekweekt of onder een speciale vangstvergunning staan.

Van alle zoetwatervissen uit het gebied van Australië en Nieuw-Guinea vormen de regenboogvissen een groep, waarbinnen de meeste verschillende soorten bestaan. Ondanks dit feit is er maar relatief weinig bekend over de biologie en ecologie van de leefomgeving van deze vissen. De meeste informatie stamt van observaties in de aquariumhobby.

In hun natuurlijke omgeving zijn regenboogvissen voor de voortplanting niet gebonden aan seizoenen. Het paaigedrag vindt vrij willekeurig plaats met een tussentijd van vier tot vijf maanden. De meeste soorten echter laten in het vroegnatte seizoen een verhoogde paaiactiviteit zien. Regenboogvissen verlaten dan gewoonlijk hun gebieden waar ze overleven als het droge seizoen er is, om gebruik te maken van de vele overstromingen die weer zorgen voor een vermeerdering van het plankton en ander voedsel. Overstromingen zorgen er ook voor dat er verschillende leefgebieden voor de vissen ontstaan. De jongen komen uit de eieren wanneer er veel voedsel aanwezig is en wanneer waterplanten ervoor zorgen dat ze beschutting hebben voor gevaar.

Het paaigedrag piekt over het algemeen gedurende het natte seizoen (van november tot mei) in het overstromingsgebied van rivieren, maar kan ook plaatsvinden in kleine stroompjes in het droge seizoen (augustus tot november). Regenboogvissen zullen normaal gesproken tot voortplantingsgedrag overgaan als de omgevingsfactoren zo gunstig zijn dat er zoveel mogelijk larfjes zullen overleven.

Hoe die omgevingsfactoren een rol spelen bij de voortplanting van regenboogvissen is niet bekend. Het paaigedrag wordt gereguleerd door externe omgevingsfactoren die interne biologische functies in gang zetten. De interne functies die het paaigedrag stimuleren, zijn bijna voor alle vissen gelijk. Maar de externe omgevingsfactoren die het paaigedrag sturen, verschillen echter aanzienlijk per vissoort.

Omgevingsfactoren waarvan bekend is dat ze een rol spelen in de voortplantingscyclus zijn: aantal uren daglicht, watertemperatuur, waterkwaliteit, overstromingen en waterstromingen, regen en aanwezigheid van voedsel. Deze factoren staan niet los van elkaar, maar beïnvloeden elkaar ook. Het feitelijk paaien vindt plaats als reactie op korte-termijn prikkelingen, zoals kleur en feromonen van de partner. Die feromonen zijn chemische boodschappers zoals hormonen, maar in plaats van dat ze informatie transporteren binnen een individu, brengen ze nu informatie over tussen individuen van dezelfde soort.

De mannetjes kunnen erg territoriaal zijn en hun best doen om paaiplaatsen te veroveren en te behouden (gezonken hout, stenen en planten). De vrouwtjes zwemmen tussen de verschillende territoriums door, terwijl de mannetjes worden geïnspecteerd. De mannen spelen een actieve rol in het hof maken van de dames. Ze zwemmen naar de passerende dames toe om te pronken. Als het vrouwtje ingaat op de avances van de man, dan zal ze hem volgen naar zijn territorium en haar eieren tussen de planten afzetten. Na het paaien zwemt het vrouwtje verder, terwijl de man blijft pronken naar voorbijzwemmende mannen. Op die manier verdedigt hij zijn territorium en de bevruchte eieren.

Regenboogvissen zetten over het algemeen de eieren uit over een groot gebied in zwakstromende wateren en lagunes van overstroomde gebieden. Deze strategie vergroot de kans dat een aantal eieren overleeft. De aanwezigheid van veel afzetsubstraat stelt de vissen in staat om het risico te spreiden in het geval van roofdieren. De eieren worden door middel van klevende draden aan objecten onder water vastgeplakt, zoals grind, hout, wortels, waterplanten en andere vegetatie, zodat roofdieren ze niet makkelijk kunnen vinden. De eieren zijn echter onderhevig aan uitdroging als de waterspiegel te ver zakt of aan verspreiding wanneer er een vloedgolf langskomt.

Gelukkig passen regenboogvissen in gevangenschap zich makkelijk aan en planten zich voort onder verschillende omstandigheden. Ze zijn ook in de meerderheid, afhankelijk van de lichtomstandigheden en de temperatuur. Subtiele verschillen in de waterchemie zullen toch enige invloed hebben op het paaien van regenboogvissen. Een geschikte omgeving in gevangenschap is daarom een voorwaarde voor succesvol kweken. Allereerst moet gesteld worden dat de houder de vissen niet kweekt, maar dat de vissen zichzelf kweken. De houder moet zorgdragen voor een geschikte omgeving en de vissen doen de rest. Succesvol kweken hangt af van verschillende zaken waaronder voeding, temperatuur, het aantal vissen in een aquarium, de leeftijd van de vissen en de verhouding man-vrouw.

Als aanvulling op het (show)aquarium vergt het kweken gewoonlijk één of meer afzonderlijke bakken om de vissen in kweekconditie te brengen, te laten paaien en om de jongen in groot te brengen. Voordat men probeert te kweken met de vissen, moeten de vissen gevoed worden met het beste voer dat beschikbaar is voor tenminste twee achtereenvolgende weken. De meeste soorten zullen succesvol kweken wanneer ze gevoerd worden met commercieel geproduceerd visvoer (43% proteïnen; 12% vet), maar voeren met levend en diepvriesvoer met een hoog proteïne gehalte zal het aantal eieren flink vergroten. Het voeden dient elke dag te gebeuren, maar men moet ervoor zorgen de dieren niet te overvoeren. Om de kans op succes nog groter te maken en om ongecontroleerd paaien te voorkomen, is het goed om de mannen en de vrouwen van elkaar te scheiden tijdens die periode van twee weken. Het scheiden van de geslachten veroorzaakt een synchronisatie van het paaien en resulteert in een groter aantal eieren.

De mannen en vrouwen van regenboogvissen zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden door hun kleur en vinnen. De mannen zijn over het algemeen zeer kleurrijk, hebben grotere vinnen, terwijl de vrouwen in vergelijking er wat bleekjes uitzien en kleinere en meer ronde vinnen hebben. Algemeen kan men stellen dat de grotere mannen geïdentificeerd kunnen worden aan de uitgerekte, achterste vinstralen van de tweede rugvin en de anaalvin. Ook zijn de mannen groter en hebben ze een hoger lichaam dan de vrouwen. De fysieke verschillen maken het relatief eenvoudig om volwassen mannen te onderscheiden. Vrouwelijke karakteristieken als verdikking van het onderlichaam zijn echter van vis tot vis verschillend en kunnen misleidend werken. Als men niet in staat is de vissen te sexen (het geslacht onderscheiden), laat dan een meer ervaren iemand dat doen.

De ideale combinatie voor het kweken is drie mannen en twee of meer vrouwen. Bij twee mannen zal de ene man de ander domineren en voorkomen dat de ondergeschikte mag paaien. Eén man echter kan te veel druk uitvoeren op de vrouwtjes. Drie mannen zal de agressie van de mannen onderling binnen bepaalde grenzen houden en de vrouwtjes al te veel fysiek geweld besparen. In een groot aquarium is het voor de mannen mogelijk om hun eigen paaiplaats te hebben. Dan kunnen de vrouwen hun eigen partner uitkiezen en op die manier een grote verscheidenheid van genen aan de volgende generatie doorgeven. Bovendien zal deze methode in meer eieren resulteren.

Het kweken met een paartje is ook een aanvaardbare manier om eieren te krijgen. Deze methode is speciaal geschikt om individuele vissen te selecteren uit genetisch oogpunt. Het kweken met groepen blijft echter de aangewezen methode omdat het de vissen minder stress bezorgt. De vrouwtjes zetten een gelimiteerd aantal eieren per keer af en in het algemeen zetten maar 60-80% van de vrouwen in een kweekgroep eieren af. Kweekgroepen met meerdere mannen en vrouwen is natuurlijker. In het wild heeft een vrouwtje de keuze tussen paaien of vluchten. In gevangenschap is het vluchten van het vrouwtje beperkt door de grootte van het aquarium. Daarom is de maat van de kweekbak bijzonder belangrijk en moet geschikt zijn voor de soort waarmee men kweekt. Kweekbakken moeten niet kleiner zijn dan 55 liter en kunnen wellicht het beste geheel leeg blijven op een klein intern filter na. De watertemperatuur kan gezet worden op 28°C (plus of min 2 graden). Zestien uur licht en acht uur duisternis geeft gewoonlijk het beste resultaat. De waterchemie is niet van groot belang als het maar binnen de waarden van de volgende tabel blijft.

Waterkwaliteitfactoren, testprocedures en aanbevolen waarden voor het houden van regenboogvissen in gevangenschap. Voor gedetailleerde informatie: zie literatuur.

Waterkwaliteitfactor Testprocedure Aanbevolen waarde
Alkaliteit Titatrie 50-200 ppm calciumcarbonaat
Ammoniak (geïoniseerd en niet-geïoniseerd) Colorimetrisch (Nesslerisatie of Salicylate) Electrochemisch Niet waarneembaar
Kooldioxide Titratie <10 ppm
Chlorine/Chloramine Colorimetrisch Niet waarneembaar
Opgelost zuurstof Colorimetrisch ElectrochemischTitratie >5 ppm
Hardheid Titratie 50-250 ppm calciumcarbonaat
Nitraat Colorimetrisch <20 ppm
Nitriet Colorimetrisch niet waarneembaar
pH Colorimetrisch ElectrochemischTitratie 6.5-7.8
Temperatuur Thermometer 20-24°C (28°C bij kweek)

Plaats de vissen uit waarmee gekweekt gaat worden in een kweekaquarium. Het paaien begint gewoonlijk binnen 24 tot 48 uur. Het paaigedrag begint meestal een half uur nadat de lichten in het aquarium zijn aangegaan. Dit gedrag bereikt zijn piek na 1 tot 2 uur later. Daarna neemt de activiteit af totdat het zo half in de middag geheel stopt.

De mannen pronken naar elkaar door hun rug- en anaalvinnen uit te spreiden, terwijl tegelijkertijd de kleuren veel intensiever worden.
De mannen pronken naar elkaar door hun rug- en anaalvinnen uit te spreiden, terwijl tegelijkertijd de kleuren veel intensiever worden.

De mannen pronken naar elkaar door hun rug- en anaalvinnen uit te spreiden, terwijl tegelijkertijd de kleuren veel intensiever worden. Het uitspreiden van de vinnen is een poging van de vissen om hun lichaam groter te laten lijken, terwijl ze met elkaar concurreren om de aandacht van de vrouwen. Dit gedrag wordt vaak begeleid met een zijwaartse ruk van het lichaam, terwijl de vissen naast elkaar zwemmen door het aquarium. Het uitspreiden van de vinnen en het intensiveren van de kleuren wordt ook gebruikt wanneer er gepronkt wordt naar de vrouwen, alleen wordt het nu gedaan om mooier te lijken voor de vrouwen.

Voorafgaande aan het paaien kunnen de mannen vrij agressief tegenover de vrouwen zijn en ze actief achtervolgen. Aan het feitelijke paaien gaat een fel hof maken door de man vooraf. De man zwemt rondom het vrouwtje met de vinnen wijd uitgespreid, maakt geregeld zijwaartse bewegingen of ‘knikjes’ in de richting van de vrouw, terwijl de kleuren nog feller worden. Ook de kleuren van de vrouw wordt feller, maar niet zo erg als bij de man. De mannen kunnen dan ook nog een felgekleurde band laten zien van die loopt van de bovenlip over de rug naar de eerste rugvin. Deze streep gaat naar believen aan en uit als een neonlicht. De kleuren ervan variëren van wit tot geel, oranje, rood en lichtblauw afhankelijk van de soort regenboogvis.

De mannen kunnen een felgekleurde band laten zien die loopt van de bovenlip over de rug naar de eerste rugvin. Deze streep gaat naar believen aan en uit als een neonlicht.
De mannen kunnen een felgekleurde band laten zien die loopt van de bovenlip over de rug naar de eerste rugvin. Deze streep gaat naar believen aan en uit als een neonlicht.

Als de vrouw ontvankelijk is, zal zij als eerste de paaiplaats naderen, terwijl de man haar op de voet volgt. In de laatste fase van het paaien duwt de man zich dicht tegen het vrouwtje aan en, begeleidt door veel trillingen van beide vissen, worden de eieren uitgeperst tussen de planten of het paaimedium. De eieren zijn kleverig, hebben in zoet water een negatief drijfvermogen, zijn 0,5 tot 1,5 mm groot, helder tot lichtgeel gekleurd en ze hangen aan een dunne draad.

Gewoonlijk worden een tot drie eieren per keer afgezet, terwijl in totaal 50 tot 100 eieren afgezet kunnen worden. In gevangenschap – met de beperkte ruimte en het kunstmatig afzetsubstraat – kunnen de vrouwen alle eieren in één keer afzetten. Het aantal eieren dat afgezet wordt, hangt nauw samen met de grootte van de vrouw. Grote vrouwen kunnen 40 tot 250 eieren afzetten, waarbij het percentage vruchtbare eieren gewoonlijk rond de 70-80% ligt. Het totaal aantal eieren stijgt met de volwassenheid en grootte van de vis. De vrouwen zetten over het algemeen één keer per dag af. De mannen echter paaien met meerdere vrouwen op één dag. Uit de eieren komen na ongeveer 7 dagen goed ontwikkelde larven. Het zijn uitstekende zwemmers, goede eters en snelle groeiers, waardoor ze binnen een jaar volwassenheid bereiken.

In tegenstelling tot wat men wel eens hoort of leest, zullen de meeste regenboogvissen hun eieren eten. Misschien niet alle eieren, maar ze zullen zeker eten wat ze kunnen vinden. Ik heb nog nooit regenboogvissen gezien, die geen eieren eet. De paaiende man zal proberen alle andere vissen van de paaiplaats te weren, maar dat is over het algemeen niet erg effectief. Om zo veel mogelijk eieren te laten overleven, is het nodig om de afzetmoppen regelamtig te controleren.

Als men regelmatig last heeft van vissen die de eieren opeten, overweeg dan om een flessenborstel als afzetplaats te gebruiken. Commerciële kwekers gebruiken dit vaak bij vissen die hun eigen eieren eten. De harde haren aan de borstel functioneren als afzetplaats waarop de eieren gelegd worden, terwijl tegelijkertijd de kweekvissen geweerd worden om de eieren te eten. Het voeden met levend voedsel kan dit gedrag ook binnen grenzen houden.

Een beruchte ei-eter die vaak wordt aangetroffen als men regenboogvissen kweekt, is een kleine platworm genaamd ‘planaria’. Als die in een kweekbak tot ontwikkeling komt, dan kunnen ze binnen een aantal uren alle eieren opeten.

Javamos of een soortgelijk mos is een geschikte plant voor de kweek van regenboogvissen. Het groeit goed onder de gematigde lichtomstandigheden van kweekbakken. Afzetmoppen zijn echter een beter afzetmedium. Deze moppen kunnen bestaan uit gebundelde vezels of draden in diverse vormen en gemaakt van een verscheidenheid aan materiaal. De meest eenvoudige methode is om wollen draden bijeen te knopen en ze tot de gewenste lengte te knippen. De mop dient goed gekookt te worden om schadelijke stoffen te verwijderen. Voor een wat meer natuurlijke aanblik kan men groene draden gebruiken om onderwater vegetatie te simuleren. Gewoonlijk worden de moppen drijvend in het water gelegd of op de bodem langs de kanten van de kweekbak geplooid. De moppen kunnen aan een stuk piepschuim worden bevestigd, zodat ze blijven drijven. Men kan verschillende moppen gebruiken om de mannen een keuze in paaiplaatsen te bieden en de vrouwen een plaats om te schuilen. Moppen die gevuld zijn met eieren dienen uit de kweekbak verwijderd worden en in een andere bak geplaatst worden, zodat de eieren daar kunnen uitkomen en de larven kunnen groeien.

Voordat de moppen gebruikt worden voor de kweek van een ander soort regenboogvis, moeten ze gekookt of gesteriliseerd worden om alle eventuele eieren of ziekteverwekkers te doden, die nog in de mop aanwezig kunnen zijn. Deze methode voorkomt onbedoelde kruisingen van verschillende soorten vissen, die het gevolg kunnen zijn van het per ongeluk overzetten van eieren uit de ene kweekbak naar een kweekbak van een ander soort vis. Dit verklaart tevens het voordeel van een kunstmatig afzetsubstraat boven dat van levende planten.

Bron: Home of the Rainbowfish
Auteur: Adrian R. Tappin
Vertaling: Hans Booij

One comment

  1. Huub America

    Fijne uitleg ! Bedankt voor het delen van uw ervaring..

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoekfilter

zoekfilter

Nieuws, Updates en Acties

Wil je op de hoogte gehouden worden van Nieuws, Updates en Acties op de AquaInfo website? Schrijf je dan hieronder in!